Zoals jullie weten is mijn grote passie serviesgoed uit Frankrijk, maar ook heeft Nederlands porselein en aardewerk zeker mijn belangstelling.
En ik ben niet de enige. Laatst kwam ik in gesprek met een enthousiaste verzamelaar en kenner van Nederlands antiek keramiek.
Zijn grote liefde is Hollands porselein uit de 18e eeuw en hij heeft in de loop van inmiddels 50 jaar een mooie collectie aan Weesper, Loosdrechts, Amstel en Haags porselein mogen opgebouwd. Dat betreffen echter relatief kostbare stukken waarvan er niet zoveel op de markt komen , waardoor hij in de loop der jaren ook breder is gaan verzamelen, dat wil zeggen 19e eeuws Frans, Engels, Nederlands en Belgisch aardewerk. Met zijn grote kennis is hij een Facebookgroep begonnen om een informatieplatform te creëren over in De Lage Landen gefabriceerd porselein en aardewerk. De naam van de groep is Nederlands porselein en aardewerk.
Voor deze groepspagina schrijft hij om de dag een portretje van een Nederlandse of Belgische producent. Bijvoorbeeld Nimy en Torhouts aardewerk
Omdat ik vind dat een ieder met een passie en kennis van brocante en antiek op mijn blog thuishoort mag ik, met vermelding van bron, iets van hem publiceren. Ik plaats dan ook met groot genoegen hieronder een portretje van hem op mijn blog.
Met dank voor de foto’s en de tekst: Peter Dohmen
Posrseleinfabriek Weesp en het Weesper Gravinneke

Dit diepe schoteltje uit mijn collectie (helaas ontbreekt het bijbehorende kopje) werd gefabriceerd in de eerste porseleinfabriek die Nederland binnen de landsgrenzen kende en wel die in Weesp. De diameter bedraagt 14,5 cm, de hoogte 3,5 cm en het schoteltje maakte deel uit van een tussen1760 en 1768 in Weesp gevormd, gebakken en gedecoreerd theeservies naar de smaak van die tijd. Veelal werd de (kostbare!) thee vanuit het theekommetje (zonder oortje) overgegoten in het diepe schoteltje en vervolgens gedronken. Zie de afbeelding van de drinkende dame, die in dit geval overigens koffie drinkt.

Van het fijn gepenseelde portretje van een meisje in de typerende kleding van rond 1750 wordt in de wandelgangen beweerd dat het de jonge echtgenote voorstelt van de eigenaar van de Weesper fabriek, Bertram Philip Sigismund Albrecht graaf van Gronsveld-Diepenbroick-Impel. Dat zou dan betekenen dat een heus gravinnetje ons aankijkt van de schotel. En die echtgenote heette niet Annie of Roosje. Haar volledige naam was Amone Sophia Frederike van Löwenstein-Wertheim-Virneburg Gravin van Limpurg-Sontheim (1718-1779). Een heuse dame van stand dus!
Helaas is het niet meer dan een gerucht dat een jonge Amone Sophia op dit schoteltje werd afgebeeld. Maar in mijn ogen maakt deze connotatie mijn toch al zo geliefde ‘stukje Weesp’ extra bijzonder…

Initiatiefnemer voor de porseleinfabriek in Weesp was de Engelsman (of Schot – dat is onbekend) Daniel MacCarthy die in 1757 enige geldschieters bereid vond om te investeren in de installatie van een porseleinoven in een voormalige jeneverbranderij in de binnenstad van Weesp. Helaas ging deze ‘start up’ ondanks een investering van het in die tijd enorme bedrag van 16.508 guldens twee jaar later alweer roemloos ten onder. Hoewel er in deze korte periode in ieder geval ter plekke proeven met de productie moeten zijn genomen, zijn er geen fragmenten laat staan hele stukken van dit eerste Weesper porselein bekend.
Er werd echter al snel een doorstart gemaakt met een nieuwe eigenaar aan het roer, Bertram Philip Sigismund Albrecht graaf van Gronsveld-Diepenbroick-Impel.
Deze telg uit een Limburgse tak van een Duits hoog adellijk geslacht werd in 1715 geboren op het voorvaderlijke slot Impel. Als zoveel adellijke en vermogende heren uit die tijd, was ook deze graaf zeer geïnteresseerd in alchemie en de wonderlijke wereld van de porseleinfabricage. Maar vooral hoopte ook hij natuurlijk te kunnen verdienen met deze investering.
Na enige opstartproblemen, slaagde de fabriek er uiteindelijk rond 1760 daadwerkelijk in om hoogwaardig porselein in de toen gangbare rococo mode te produceren. Bovendien werd voor de decoratie gebruik gemaakt van een pool aan rondreizende porseleinschilders die kwaliteitswerk leverden. Daardoor kon het Weesper porselein in de korte bloeiperiode wedijveren met de producten van befaamde fabrieken als Meissen.
Helaas was de fabriek uiteindelijk geen lang leven beschoren en de binnen Europa ongunstige concurrentiepositie leidde er rond 1767 al toe dat er gezocht werd naar een koper. Dat leek in eerste instantie Sèvres te worden, maar nadat de onderhandelingen met deze potentiële Franse investeerders stuk liepen, werd rond 1768 besloten om de activiteiten te staken, waarna de graaf in 1772 geheel onverwacht overleed, zijn vrouw, drie zonen en twee dochters in financieel kommervolle omstandigheden achterlatend. Ons ‘gravinneke’ overleed zeven jaar later, in 1779.
Delen van de inventaris van de voormalige fabriek in Weesp, werden enkele jaren later aangekocht door de Loosdrechtse dominee Johannes de Mol en dat leidde uiteindelijk tot de fabricage van het Loosdrechts porselein.